Limburg
Toponymie
Het toponiem Limburg komt in Duitsland veelvuldig voor. Daarnaast is er het stadje Limburg in de provincie Luik met die naam en ook het in Nederland gelegen Limbricht (nabij Sittard) zou oorspronkelijk Limburg (Lemborgh) geheten hebben. Er bestaat echter geen sluitende verklaring voor deze oude naam.
Sommige bronnen verklaren de naam als slangen- of drakenburcht. Hierbij zou Lim- een verbuiging zijn van lint, dat te verklaren valt als lintworm, slang of draak. Andere bronnen keren voor de naamsverklaring terug naar het Indogermaanse en Keltische woordeel lint, met de betekenis moeras.[4]
Romantici tenslotte verklaren de naam dan weer liever als versterking bij de lindeboom.
Geschiedenis
![]() |
In politiek opzicht was Limburg vroeger een lappendeken van zelfstandige en afhankelijke gebieden, wat gedeeltelijk de grote verscheidenheid aan dialecten kan verklaren: elke gemeente heeft zijn eigen dialect, waarbij er soms binnen een gemeente grote verschillen kunnen ontstaan.
De eerste bewoners waarvan sporen zijn gevonden waren neanderthalers die in Zuid-Limburg bivakkeerden. In het neolithicum werd hier vuursteen gewonnen in ondergrondse mijnen onder andere bij Rijckholt waar men heden nog zo'n mijn kan bezichtigen. In de Romeinse tijd werd Limburg grondig geromaniseerd en veel huidige dorpen en steden zoals Mosa Trajectum (Maastricht) en Coriovallum (Heerlen) werden toen gegrondvest. Bisschop Servatius introduceerde het christendom in Romeins Maastricht waar hij overleed in 384. Na de Romeinen hadden de Franken het hier voor het zeggen. Het gebied floreerde onder Frankische heerschappij. Karel de Grote had zijn palts in het nabijgelegen Aken. Na de opdeling van het Frankische rijk behoorde het gebied van het huidige Limburg, evenals de rest van Nederland, tot in de nieuwe tijd tot het Heilige Roomse Rijk.
Het grondgebied van het huidige Limburg was vanaf de vroege Middeleeuwen meestal verdeeld tussen het Hertogdom Brabant, Hertogdom Gelre, Hertogdom Gulik, het Prinsbisdom Luik en de prins-bisschop van Keulen. Deze hertogen en bisschoppen waren nominaal onderhorigen van de Keizer van het Roomse Rijk maar in de praktijk gedroegen ze zich als onafhankelijke vorsten die vaak onderling in oorlog waren. Hun conflicten werden dikwijls op Limburgs gebied uitgevochten wat zo dan ook bijdroeg aan de versnippering van het gebied.
In de Nieuwe Tijd was Limburg grotendeels verdeeld tussen Spanje (en diens opvolger Oostenrijk), Pruisen, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, het Prinsbisdom Luik en tal van zelfstandige kleine heerlijkheden.
In 1794 werden de lage landen bezet door het Franse revolutionaire leger en kwam het grootste deel van de twee huidige Limburgse provincies onder direct Frans gezag. Het gebied werd toen voor het eerst een bestuurlijke eenheid onder de naam Département de la Meuse inférieure ofwel het departement Beneden-Maas.
Na de Franse tijd, bij de vorming van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, werd het voormalige departement, met een deel van het departement van de Roer, een provincie, op gezag van Willem I Limburg genoemd.
Op het Congres van Wenen in 1815 werd de grens tussen Nederland en Pruisen bepaald op een afstand van een kanonschot gemeten vanaf de rivier de Maas.
In 1830 sloot geheel Limburg, met uitzondering van Maastricht en Mook, waar Nederlandse garnizoenen waren gelegerd, zich aan bij de Belgische Revolutie. De tijdelijke hoofdstad werd Hasselt. In 1831 werd in het Verdrag der XXIV artikelen, dat het definitieve grensverloop tussen Nederland en de nieuwe Belgische staat vastlegde, bepaald dat het oostelijk deel van Limburg naar Nederland zou terugkeren en tevens als hertogdom bij de Duitse Bond zou worden aangesloten, ter compensatie voor het verlies van westelijk Luxemburg. België zou ter compensatie recht krijgen op een verkeersverbinding door Nederlands-Limburg naar Duitsland, de latere IJzeren Rijn. Koning Willem I bleef zich lang tegen de Belgische afscheiding verzetten, maar aanvaardde het verdrag uiteindelijk in 1839. Sindsdien is Limburg gesplitst in een Belgisch en een Nederlands deel. Onder de bevolking ontstond in 1838 nog een protestbeweging tegen de splitsing en tegen aansluiting van oostelijk Limburg bij Nederland, maar die haalde niets uit.
In maart 1848 brak in de Duitse Bond de Maartrevolutie uit, die streefde naar een Duitse eenheidsstaat op liberale grondslag. De Limburgse vertegenwoordigers in het nieuwe Frankfurter Parlement beijverden zich voor aansluiting bij deze Duitse eenheidsstaat. Uiteindelijk mislukte de revolutie en werd de confederale Duitse Bond heropgericht.
De bijzondere positie van Limburg duurde tot 1866, toen de Duitse Bond uiteenviel als gevolg van de tweestrijd tussen Pruisen en Oostenrijk. Tot 1906 bleef de provincie formeel de titel "hertogdom" gebruiken, hoewel het sinds 1866 een gewone provincie was. Vandaag herinnert alleen het gebruik, de Commissaris van de Koningin met gouverneur aan te spreken, nog aan deze tijd.
Na de Eerste Wereldoorlog, waarin Nederland neutraal was gebleven, kwam in België een beweging op gang die ijverde voor de annexatie van Limburg en Zeeuws-Vlaanderen, als 'straf' voor de vermeende Duitsgezindheid van Nederland. Hierop werd in Limburg gemengd gereageerd: sommigen steunden al dan niet openlijk de Belgische eisen, zoals het katholieke Tweede Kamerlid Henri Groenendael dat prompt door de RKSP geroyeerd werd.
De economie van de Nederlandse provincie Limburg heeft twee generaties lang in het teken gestaan van de steenkoolwinning. De exploitatie van de steenkoolmijnen kwam betrekkelijk laat op gang: aan het begin van de 20e eeuw. Na de Tweede Wereldoorlog bleken de mijnen niet langer rendabel. In december 1965 werd de sluiting van de mijnen door toenmalig minister van Economische Zaken, drs. Joop den Uyl, aangekondigd, op 31 december 1974 ging de laatste mijn definitief dicht. Dit heeft geruime tijd een hoge werkloosheid veroorzaakt, want vóór de sluiting had niet minder dan 15% van de beroepsbevolking in de mijnen gewerkt. Nederlands- en Vlaams-Limburg waren de enige steenkoolwinningsgebieden in West-Europa, waaromheen geen staalindustrie werd gebouwd. De overheden van beide landen hadden hun zware industrie in de Franstalige gebieden respectievelijk in de Randstad.
De voormalige Staatsmijnen gingen gedeeltelijk verder als het chemieconcern DSM. Ook de logistiek is een belangrijke werkgever in de provincie die een belangrijke verbinding is tussen de havens van Antwerpen en Rotterdam en het Ruhrgebied. Heden is Limburg een redelijk welvarende provincie die steeds meer economische, culturele en bestuurlijke banden aangaat met het Duitse en Vlaamse grensgebied: de Euregio.
Op 9 december 2008 ondertekenden de gouverneurs van de beide Limburgen het Limburgcharter. De beide provinciebesturen zouden willen bereiken dat voortaan de benamingen West- en Oost-Limburg gehanteerd worden voor respectievelijk Vlaams- en Nederlands-Limburg.[5]
Geografie
Geologie
Limburg bestaat aan de oppervlakte in het noorden voor een groot deel uit zandgronden, die in het Tertiair door de Rijn, die toen veel groter en krachtiger was dan tegenwoordig, werden aangevoerd. De tegenwoordig belangrijkste rivier, de Maas, was toen een vrij onbeduidende zijrivier van de Rijn. De Maas stroomt over de hele lengte van zuid tot noord door de provincie en heeft de zand- en grindafzettingen van de Rijn ingesneden. Verder zijn de belangrijkste rivieren de Geul (bij Valkenburg), de Roer (bij Roermond), de Neerbeek (bij Neer) en de Geleenbeek (bij Geleen).
Bij Epen komt gesteente uit het geologisch tijdperk Carboon aan de oppervlakte. Bruinkool en steenkool werden gewonnen in Midden- en Zuid-Limburg waar deze grondstoffen dicht aan de oppervlakte liggen. Het zuiden van Limburg geniet bekendheid vanwege het voorkomen aan de oppervlakte van krijtgesteente, afgezet in een ondiepe tropische zee tijdens het geologisch tijdperk Krijt. De ooit horizontale krijtlagen worden diep doorsneden door de Maas en de beekdalen van onder andere de Geul en de Gulp waardoor het zuiden van de provincie een heuvelachtig uiterlijk heeft gekregen. Ook typisch voor Zuid-Limburg is de leemsoort löss die tijdens de IJstijd door de wind hier werd afgezet. In het verleden werd in de Peel, op de grens van Noord-Brabant en Noord-Limburg, turf gestoken. De laatste restanten van dit veengebied zijn nu een natuurreservaat: de Groote Peel.
De krijtlagen uit het Maastrichts Krijt, plaatselijk bekend als "mergel", werden al sinds de Romeinse tijd in steengroeven uitgezaagd in blokken om als bouwstenen te dienen. Veel monumentale gebouwen in Limburg zijn uit deze mergelblokken opgetrokken. De oude mergelgroeven zijn tegenwoordig bekend als 'grotten' bijvoorbeeld die van Valkenburg zoals de bekende 'gemeentegrot' (strikt genomen zijn dit geen "echte" grotten maar groeven, omdat ze door de mens gemaakt zijn). Tegenwoordig nemen de winning van zand en grind bij Roermond nog een belangrijke plaats in.
Landschap
Uit de tijd van de mijnbouw stamt nog de onderverdeling in een Oostelijke Mijnstreek en een Westelijke Mijnstreek. Het Limburgs Heuvelland in het zuidoosten wordt vaak als Mergelland bestempeld. Toeristisch is de streek Zuid-Limburg een begrip. De bekendste onderdelen van het Mergelland zijn het Plateau van Margraten dat aan de noordzijde wordt begrensd door het dal van de Geul, en aan de westzijde door de Maasvallei met aan de overzijde de Sint Pietersberg, aan de oostzijde door het dal van de Gulp met het dorp Gulpen en met even verder de hoogten rond de Vaalserberg en zuidelijk door de Voerstreek. Het gebied tussen Vaals en Gulpen werd in 2005 door de Stichting Natuur en Milieu gekozen als mooiste landschap van Nederland en bekroond met 5 sterren.
Hydrografie
Waters in Limburg zijn:
Klimaat
Het klimaat is, net als in de rest van Nederland, gematigd zeeklimaat met regelmatige neerslag het hele jaar door. Wel heeft Limburg te maken met een iets grotere invloed van het landklimaat omdat er geen grote temperatuurmatigende watervlaktes in de buurt zijn. Zo kan het zomers een stuk warmer worden dan in de rest van Nederland en in de winter een stuk kouder, vooral in het hogere Zuid-Limburg. Opmerkelijk is dat het voorjaar in vooral Zuid-Limburg iets eerder aanbreekt dan in de rest van noordelijker Nederland; vooral zichtbaar in de eerdere bloei van veel planten.
Bestuurlijke indeling
Gemeenten
![]() |
Limburg is per 2011 ingedeeld in de volgende 33 gemeenten:
Plaatsen in Limburg met stadsrechten
De Nederlandse provincie Limburg kent 15 plaatsen met stadsrechten.
- Geleen
- Wessem (Na 1150 voor 1329)
- Maastricht (1204)
- Roermond (1231)
- Sittard (1243)
- Nieuwstadt (1271)
- Susteren (1276)
- Montfort (1294)
- Kessel (1312)
- Venlo (1343)
- Echt (1343)
- Gennep (1371)
- Weert (1414)
- Valkenburg (1452)
- Thorn (13e eeuw)
Een aantal andere plaatsen in Limburg hebben wel stedelijke kenmerken (wallen, grachten, vesting, vrijheden, tolheffing etc.) maar hebben nooit de status stad verkregen.
Demografie
Allochtonen
Op 1 januari 2007 was van de totale bevolking 19,5 procent allochtoon: 14,3% Westers en 5,2% niet-westers. [6] De meeste Westerse allochtonen zijn mensen van Duitse en Vlaamse herkomst of familie. De gemeente Vaals heeft zelfs een allochtone meerderheid: 50,1% van de bevolking is allochtoon, 46,8% westers (38% Duits) en 3,3% niet-westers. Ook Kerkrade, Landgraaf, Brunssum en Heerlen hebben een hoog aandeel Westerse allochtonen. De voormalige gemeente Meijel is met 3,7% de enige waar het aandeel westerse allochtonen onder de 5% ligt. Dit heeft alles te maken met het feit dat Limburg een grensregio is.
Roermond (12,3%) en Venlo (11,1%) hebben het hoogste aandeel niet-Westerse allochtonen, gevolgd door Venray (8,8%), Weert (8,5%) en Maastricht en Heerlen (elk 7,3%). Meijel en Nederweert hebben met 1,1% het laagste aandeel.
Cultuur
De Limburgers behoren taalkundig gezien, evenals de overige Nederlanders, tot de westelijke tak van de Germanen. Etnisch gezien is er geen sprake van een duidelijk afgegrensd volk. Evenals bij de vele andere volkeren in Europa hebben, al vanaf de prehistorie, vele volken bijgedragen aan de etnische samenstelling van de huidige Limburgers. Onder de voorouders mag men Germanen, Kelten, Romeinen en vele kleinere volken rekenen. Ook tegenwoordig komen migranten, uit heel Europa en daarbuiten, in Limburg wonen en dragen daarbij mee aan de diversiteit van de Limburgers.
Limburg kenmerkt zich door een duidelijke eigen identiteit, die onder andere bestaat uit een eigen streektaal, het Limburgs. Het is sinds 1997 door de Nederlandse overheid erkend als regionale taal onder het Europees Handvest voor regionale talen en talen van minderheden. Volgens huidige inzichten is het in essentie een Nederfrankische (volgens een enkele definitie Middelfrankische) taalvorm maar met de, voor Indo-Europese talen vrij unieke eigenschap van tonaliteit in sommige varianten.
Het Chinees is een ander bekend voorbeeld van een toontaal. Het Limburgs is echter lang niet zo extreem in tonaliteit.
Verdere culturele bijzonderheden zijn de vele fanfares, harmonieorkesten en schutterijen en culinaire specialiteiten als de Limburgse vlaai. De schutterijen (Nederlandse en Belgische) meten zich jaarlijks in het Oud Limburgs Schuttersfeest (OLS). Ook carnaval (vastelaovend in het Limburgs) wordt uitgebreid gevierd in Limburg.
Limburg staat ook bekend om zijn vele bierbrouwerijen zoals de Lindeboom-brouwerij in Neer, de Brand-brouwerij in Wijlre, de Gulpener-brouwerij in Gulpen, de Christoffel-brouwerij in Roermond, de Leeuw-brouwerij in Valkenburg, de Hertog Jan Brouwerij in Arcen, de Alfa-brouwerij in Thull enz.
De naam Limburg wordt overigens pas sinds 1815 gebruikt om het gebied van de huidige Nederlandse en Vlaamse/Belgische provincie mee aan te duiden. In dat jaar besloot koning Willem I de toen nieuwe provincie, die voorheen uit een lappendeken van gebiedjes bestond, Limburg te noemen. De naam komt van het vroegere Hertogdom Limburg, met het gelijknamige stadje Limburg als hoofdplaats. De naam raakte snel ingeburgerd en tegenwoordig is men in Limburg sterk gehecht aan de provincienaam en -identiteit.
Religie en levensbeschouwing
Geen enkele andere provincie in Nederland kent procentueel zoveel katholieken als Limburg. Terwijl in andere - noordelijke - provinciën de niet-katholieken in de meerderheid zijn is driekwart van de Limburgers katholiek.
Limburg is al sinds de Romeinse tijd katholiek en achtereenvolgens zetelde er in Maastricht, Luik en Roermond een bisschop die het grootste gedeelte van het Limburgse gebied onder zijn geestelijke hoede had. Maar ook de bisschop van Keulen had grote gebieden onder zijn gezag. Vanaf de Nieuwe tijd zetelt de bisschop in Roermond en het bisdom Roermond valt tegenwoordig samen met de provincie Limburg. Vanaf ongeveer 1900 en vooral na de eerste wereldoorlog verzuilde Limburg sterk (evenals de rest van Nederland). Bijna het gehele openbare leven zoals scholing, gezondheidszorg en vrijetijdsbesteding werd door door de kerk aangestuurde verenigingen, vakbonden, etc. beheerst. Iedere katholieke Limburger werd geacht hieraan deel te nemen en de sociale controle hierop was groot. Dit wordt ook wel het tijdsbestek van het rijke roomse leven genoemd. Na het Tweede Vaticaans Concilie en tijdens de roerige jaren 60 brokkelde dit snel af. Het aandeel kerkelijken bleef wel nog lange tijd erg hoog, maar recentelijk is een scherpe daling zichtbaar: is in 2000 nog 95% van de Limburgers geregistreerd als katholiek, in 2007 is dat gedaald tot 74,6%. Het zondagse kerkbezoek, eens verplicht voor elke katholiek die niet ziek/ bedlegerig was, is volgens de laatste KASKI data afgenomen tot 3,3 % van de bevolking. Volgens een steekproef van het CBS was in 2003 nog 78% katholiek, tegenover 2% hervormd of gereformeerd, 5% andersgodsdienstig (moslims, evangelicalen) en 15% niet kerkelijk.
Economie
De werkloosheid in Limburg bedroeg in 2003 10,5%. De bedrijvigheid per sector was in die periode zoals in de onderstaande tabel.
Sector | Percentage van werkgelegenheid |
Landbouw | 5,0% |
Industrie | 20,3% |
Bouw | 5,5% |
Commerciële diensten | 40,8% |
Niet-commerciële diensten | 28,3% |
(Bron: Dagblad De Limburger, 18-09-2004.)
Politiek
In mei 2008 besloten de Limburgs provinciale staten zichzelf om te dopen tot Limburgs parlement. Daarmee is Limburg de enige provincie van Nederland waar de volksvertegenwoordiging niet meer als provinciale staten door het leven zal gaan.[7]
Uitslag in Limburg van de verkiezingen voor de Provinciale Staten van maart 2007 en maart 2011 (links) en voor de Tweede Kamer van juni 2010 (rechts):
Uitslag Statenverkiezingen | ||||
---|---|---|---|---|
Partij | 2007 | 2011 | ||
Stemmen in % | Zetels | Stemmen in % | Zetels | |
PVV | - | - | 20,6 | 10 |
CDA | 35,4 | 18 | 19,4 | 10 |
VVD | 14,5 | 7 | 16,0 | 8 |
PvdA | 15,9 | 8 | 13,5 | 6 |
SP | 18,6 | 9 | 11,9 | 6 |
GroenLinks | 4,2 | 2 | 5,4 | 3 |
D66 | 2,3 | 1 | 5,2 | 2 |
50PLUS | - | - | 3,9 | 2 |
Partij Nieuw Limburg | 3,8 | 1 | 1,7 | 0 |
PvdD | 2,6 | 1 | 1,7 | 0 |
Opkomst | 44,0 | 47 | ? | 47 |
Uitslag Kamerverkiezingen 2010 | ||
---|---|---|
Partij | Stemmen in % | +/- (2006) |
PVV | 26,8 | + 15,3 |
CDA | 16,0 | - 12,6 |
PvdA | 15,6 | - 4,7 |
VVD | 15,5 | + 4,7 |
SP | 12,9 | - 7,7 |
GroenLinks | 5,3 | + 1,9 |
D66 | 4,7 | + 3,6 |
PVDD | 1,3 | - 0,2 |
TON | 0.7 | |
Overige | 1,2 | - 1,0 |
Opkomst | 72.9 | - 5,0 |
Mutaties Provinciale Staten:
- 2008: Statenlid Pierre Diederen (SP) raakt in opspraak. Hij gaat verder als eenmansfractie.
- 2006: LPF hernoemd tot Limburgs Belang. De partij verdween na de verkiezingen van het toneel.
College van Gedeputeerde Staten:
- Gouverneur (Commissaris van de Koningin): L.J.P.M. (Léon) Frissen - CDA
- Gedeputeerde: G.H.M. (Ger) Driessen - CDA
- Gedeputeerde: O.M.T. (Odile) Wolfs - PvdA
- Gedeputeerde: N.M.J.G. (Noel) Lebens - CDA
- Gedeputeerde: H.M. (Bert) Kersten - PvdA
- Gedeputeerde: J.W.M.M.J. (Jos) Hessels - CDA
- Provinciesecretaris: A.C.J.M. (Ad) de Kroon
Bekende Limburgers
![]() |